Doortje Kleine Koerkamp

Onderstaand verhaal is geschreven door Doortje Kleine Koerkamp Roesink. Haar zoon Erwin heeft het voorgelezen tijdens de dodenherdenking op 4 mei 2013.

 

Na de dodenherdenking in 2012, 67 jaar na de oorlog, liet mijn moeder weten dat ze graag haar herinneringen rondom de bevrijding op papier wilde zetten. Dat heeft ze gedaan. Ik wil u namens haar, ter gelegenheid van de dodenherdenking haar verhaal graag voorlezen.

Herinneringen van Doortje Kleine Koerkamp – Roesink aan de bevrijding van Lettele.

“Eerst wil ik vertellen hoe het dorp Lettele er uit zag in 1945. Vanaf het kruispunt gezien richting Bathmen, was rechts van de weg geen huis te vinden.
De eerste boerderij was van Mans en Naatje Kolkman (waar nu Jos en Leonie Denissen wonen) en even verderop het huis en de werkplaats van timmerman Gerrit van Oldeniel, nu bewoond door zijn zoon en schoondochter Ben en Trees van Oldeniel.
Links van de Bathmenseweg bevond zich het café, de bakkerij en de maalderij van Hein Braakhuis, nu De Koerkamp. Even verderop, waar eerder de Rabobank was en nu Floor en Angelique Zandbelt wonen stond een huis.
Richting Okkenbroek stond rechts van de weg alleen de schuur van Braakhuis, daar waar we nu geld kunnen pinnen en de eerstvolgende bebouwing was de oude gemeenteschool, waar nu de familie Munster woont. Vanaf dat punt was de Oerdijk afgesloten in verband met de V1 baan verderop in het bos. Vanaf deze baan werden V1 raketten gelanceerd. De restanten van deze baan zijn enige jaren geleden weer open gelegd in het bos en een deel van de baan vormt hier het monument.
Veel gelanceerde V1’s hebben hun doel niet gehaald en stortten vroegtijdig neer. Naarmate de oorlog zijn eind naderde was er steeds meer sabotage in het spel. Op een gegeven moment konden wij aan het geluid van het opstijgen al horen of de V1 goed was of niet.
Ik woonde in het huis waar nu mijn zoon Erwin, zijn vrouw Jeannete en de kinderen wonen. Naast ons, op de hoek van de Bathmenseweg en de Oerdijk, stond de boerderij en schoenmakerij van Jan en Jans Huis in ’t Veld. In deze boerderij hadden de Duitsers een hoofdkwartier. Ook de grote beukeboom hier op het kruispunt stond er al.
De laatste dagen voor de bevrijding van Lettele hing er een gespannen sfeer in ons dorp. Ik was 10 jaar, maar kan me dat gevoel nog goed herinneren. We hoorden geknap en geknal in de verte. De Tommies, zo werden onze Canadeze bevrijders ook wel genoemd, waren Lettele al genaderd. Ze waren in de omgeving van de Schipbeek, dus buiten Bathmen richting Gorssel. Net als elk water bleek ook de Schipbeek een obstakel te zijn.
In het struikgewas aan de Bathmenseweg, ter hoogte van waar nu de Holvo en Wagemans gevestigd zijn hadden de Duitsers een verdedigingslinie opgezet met diverse tanks.
Op 6 april kregen we van de Duitsers te horen dat we ons huis moesten verlaten. Het vermoeden is dat ze zich in Lettele wilden verschansen om de Canadezen op te vangen. Mijn moeder was niet bang voor de Duitsers en wist te bedingen dat we in de kelder mochten schuilen, ons huis hebben we dan ook niet verlaten. Onze kelder was in de oorlog ingericht als schuilplaats. Op dit moment verbleven we daar met 15 mensen uit de families Roesink en Kleine Koerkamp en twee jongens uit West Nederland. Mijn moeder heeft die dag Duitse officieren zien zitten, die zich er blijkbaar van bewust werden dat ze zouden worden verslagen.
Op 7 april 1945 ’s morgens om 07.00 uur kwam een hoge piet van de Duitsers met zijn voertuig aanrijden vanaf de Hogewegen en bleef midden op het kruispunt stil staan. Hij floot een paar keer op een fluit en al snel kwamen 7 grote tanks aangerold vanuit het struikgewas. In colonne reden de tanks vervolgens richting de Hoge Wegen, ofwel richting Heeten. Ik merkte als kind dat dit voor mijn ouders een pak van hun hart was. “God dank, die zijn we kwijt” was de reactie van mijn moeder. De angst dat Lettele onder vuur kwam te liggen was enorm groot.
Tegen 08.00 uur diezelfde morgen vloog er een granaatscherf bij ons door het bovenste raam van de kamer. In no time zaten we weer met z’n allen in de kelder.
Er werd veel geschoten die ochtend vanuit de richting Bathmen. De hoek van de pastorie kreeg er behoorlijk van langs.
Omstreeks 11.00 uur kwam Eis Veddema langs. Hij was een kostganger bij ons en was bij de ondergrondse. Hij vertelde ons dat we uit de schuilkelder konden komen omdat ‘de Tommies”, de Canadezen dus, er waren. We waren bevrijd!
Onze kelder grensde aan de keuken, toen we uit de kelder kwamen en in de keuken inliepen stond buiten, voor het keukenraam een Canadees. Hij had zijn geweer in de aanslag. Een eng gezicht vond ik dat, die soldaat keek zo streng.
Maar goed, we waren bevrijd, blijdschap alom!
De Nederlandse vlag moest wapperen vanuit de kerktoren. Een paar buren zouden dat wel even regelen. Nou, die vlag heeft het daglicht amper gezien. De heren hadden de vlag in de toren, maar ze waren nog niet beneden of er werd al op de vlag geschoten door de vijand.. Een domper, waren we dan toch nog niet bevrijd?
Op een van de avonden na de bevrijding werd er door de Canadezen bij ons in de bloementuin gegraven. Onder leiding van een officier maakten de Canadese soldaten een groot gat. Mijn moeder ging naar buiten. “Wat heeft dit te betekenen?” vroeg mijn moeder. “O, mevrouw, we gaan hier een gesneuvelde Poolse soldaat begraven” was het antwoord. “Een Poolse? Waarom hier?” waren mijn moeders vragen.
“Mevrouw, deze omgekomen soldaat was bij ons in het Canadese leger. Zijn naam is Steve Michlosky. Hij is een van onze vrienden. We wilden hem begraven op het kerkhof hier, maar we kregen geen toestemming van de pastoor.
“Waarom dat niet?” vroeg mijn moeder. Het antwoord luidde: “We konden de pastoor niet de garantie geven dat deze soldaat Rooms Katholiek was.” Later bleek echter dat dit kwam door de taalbarrière, de pastoor en de officier hadden elkaar niet begrepen.

De Canadezen zochten dus een rustplaats voor hun omgekomen vriend en vonden in onze bloementuin een passende plek. Dit was recht voor het raam van de voorkamer waar nu de speeltoestellen staan.
Nou, bij ons thuis waren we er trots op, dat één van onze bevrijders hier een rustplaats kreeg. Het graf werd ook altijd met bloemen versierd Dikwijls met rood-wit en blauwe bloemen, wat de Nederlandse vlag moest symboliseren.
Anderhalf jaar na deze begrafenis is het lichaam van Steve Michlosky opgehaald. Hij heeft zijn laatste rustplaats gekregen op het Canadees kerkhof in Holten.
In 1985 kreeg dit verhaal nog een bijzonder vervolg, wat ik jullie graag wil vertellen, omdat het zo belangrijk is voor dit oorlogsmonument.
Ik kreeg een telefoontje van een zekere Martin Holst uit Holten die zich inzette voor de veteranen die elk jaar rond 4 en 5 mei in Holten logeerden, om zo de graven van omgekomen familie en/of kameraden te bezoeken en de dodenherdenking en bevrijdingsfeesten mee te maken. Martin Holst vroeg me of bij ons in de tuin ooit een Poolse soldaat die Michlosky heette begraven was geweest. Daar kon ik hem een positief antwoord op geven. Hij vroeg of hij een keer met een veteraan langs mocht komen. Natuurlijk was hij van harte welkom, want mijn moeder leefde ook nog en wist zich nog veel te herinneren.
40 jaar na de bevrijding, begin april 1985 kregen we hoog bezoek. Teun, mijn man, had nog gauw even de vlag uitgehangen als eerbetoon aan de veteraan, Ian Seymour, die meegevochten had om Lettele te bevrijden.
Nu hoorden wij het verhaal uit de mond van een soldaat die er bij is geweest om Lettele te bevrijden. En dat is beslist niet zonder slag of stoot gebeurd.
In het gebied langs de Bathmenseweg richting Heeten, zo halverwege het pannenkoekenhuis tussen de boerderijen van Hein Groot Koerkamp de Ganzeboom en Gerrit Stegeman, is het een veldslag geweest. Hier is Steve Michlosky gesneuveld.
De Canadezen hadden op dat moment geen dekking. Ze waren daar in het open veld. Via een snel opgezet rookgordijn, zo vertelde deze Canadese veteraan, kregen ze toch nog dekking en zijn er levens gered. Deze veldslag verklaart ook het feit dat rond de bevrijding, de huizen van de familie Hulman en Stegeman zijn afgebrand.
Na dit offensief kreeg onze veteraan rust en heeft geslapen nabij een boerderij, vermoedelijk van Hakkemars of de Ganzeboom. Het waren ook zijn laatste oorlogshandelingen in Lettele en in Nederland, want nadien was heel Nederland bevrijd.
Wat waren we blij met zijn verhaal over zijn herinneringen aan Lettele. Ian Seymour gaf ons de namen van de soldaten die in Lettele gesneuveld zijn. Wij dachten altijd dat er 1 soldaat gesneuveld was bij de bevrijding, maar het waren er 3: Steve Milochsky, W.J. Miller en J.F. Winter. Ze gaven alle 3 hun leven voor onze vrijheid en zijn alle 3 op het Canadese kerkhof in Holten begraven.

De heer Seymour, de Canadese veteraan die onze bezocht en zijn verhaal vertelde, vond dat mijn moeder een plaquette van het regiment had verdiend. Voor de verzorging en de eer aan zijn beste vriend Steve Michlosky, die tijdelijk in onze tuin begraven werd. Deze plaquette, is later, bij het realiseren van dit oorlogsmonument ingemetseld. Het monument waar wij ieder jaar alle gevallenen herdenken. Natuurlijk worden hier ook de namen vermeld van hen die voor onze vrijheid hun leven lieten in Lettele: Steve Michlosky, W.J. Miller en J.F. Winter.”
Komt u binnenkort in Holten rijd dan eens naar het Canadese kerkhof .Vanuit het grote middenpad loop je langs het monument, helemaal naar achteren. In de een na laatste rij links en de laatste rij rechts vind u de graven van onze bevrijders.

Dit monument en de plaquette hebben dus een heel speciale betekenis. Met het vertellen van dit verhaal wil mijn moeder een stukje geschiedenis van Lettele vastleggen. Deze informatie wordt ook overgedragen aan het dorpsarchief.